Maatschappelijke invloeden op slaaponderzoek

Barbara Nicholson, Attachment Parenting International
In juli 1994 sprak James McKenna, Ph.D., op de conferentie van de International Lactation Consultants Association in Atlanta, Georgia over zijn onderzoek naar het ouder-kind co-slapen. Zijn antropologisch onderzoek op het Pomona College in Claremont in Californië heeft verbazingwekkende conclusies opgeleverd.

In zijn speech benadrukte Dr. McKenna het belang van de manier waarop culturele ideologie wetenschappelijk onderzoek beïnvloedt. Culturele zienswijzen over hoe kinderen zouden moeten slapen, bepalen hoe het slapen van kinderen wordt bestudeerd. Vervolgens dienen de resultaten van deze onderzoeken als model en als basis voor kwesties met betrekking tot het slapen van kinderen. Dus als wetenschappers beginnen met een model gebaseerd op ouders in onze cultuur, dan is slaaponderzoek gebaseerd op een onjuist model dat geen recht doet aan de behoeften van een kind.

Dr. McKenna wees er ook op dat het in onze cultuur voor mensen moeilijk te beseffen is dat voor bijna 90 procent van de wereld, co-slapen en borstvoedingsgebruiken onafscheidelijk zijn. Het kijken naar onderliggende fysiologische systemen helpt bij het begrijpen van sociaal gedrag. Ten eerste verschillen mensenkinderen van andere zoogdieren. Bij de geboorte hebben ze slechts 25 procent van hun uiteindelijke hersenvolume (de meest nabije primaat, de chimpansee, wordt geboren met 45 procent). Dit laat zien hoe onvolgroeid het centrale zenuwstelsel van een kind is. Ten tweede, moedermelk wordt snel en gemakkelijk verteerd dankzij zijn unieke samenstelling. Door dit unieke ontwerp voor mensen moeten borstgevoede baby’s frequent gevoed worden, dag en nacht, wat vereist dat moeders dichtbij hun baby’s blijven. Tenslotte herinneren alle moeders met draagdoeken ons aan de noodzaak om baby’s fysiek dichtbij te houden zodat de melkvoorraad altijd beschikbaar is. McKenna’s onderzoek toont aan dat dit veelvuldige contact noodzakelijk is voor de regulatie van fundamentele systemen in het kind. Deze omvatten ademen, lichaamstemperatuur en groeitempo (dat hoger is bij kinderen die veel vastgehouden worden).

McKenna constateerde dat verschillende factoren het westerse gebruik hebben beïnvloed om baby’s te dwingen apart van hun ouders te slapen. Een historische factor die de westerse slaapgewoonten heeft beïnvloed is de gangbare mythe dat ‘erop gaan liggen’ of verstikking een bekende oorzaak van kindersterfte was in Europa (om deze reden was in hetzelfde bed of co-slapen enige tijd verboden in Parijs, München en Londen). McKenna constateerde dat we nu bewijzen hebben dat in extreem arme gebieden vrouwen bekenden dat deze verstikkingen geen ongelukken waren, maar doelbewuste daden uit wanhoop. Klaarblijkelijk kregen sommige overstelpte moeders baby’s zo dicht op elkaar dat ze bang waren de kinderen die ze al hadden niet te kunnen voeden.

Een moderne versie van hoe deze mythes over co-slapen beginnen, is een onderzoek naar wiegendood dat is verricht in Nieuw Zeeland. Onderzoekers ontdekten dat moeders die roken de kans van hun baby’s op wiegendood verhoogden. Omdat co-slapen een normale gewoonte was in die cultuur, reageerde de Nieuw-Zeelandse regering op dit onderzoek door het verbieden van co-slapen (waarvan zij vaststelden dat dit een extra risicofactor was voor een baby die voortdurend aan sigarettenrook wordt blootgesteld) omdat zij van mening was dat het gemakkelijker zou zijn om co-slapen te verbieden, dan om te proberen moeders te verbieden te roken.

Een ander voorbeeld van hoe onderzoek westerse slaapgewoonten op een mogelijk gevaarlijke manier misleidt, is een onderzoek dat ongeveer twintig jaar geleden is verricht. Onderzoekers kwamen erachter dat baby’s vaker wakker werden als ze op hun rug sliepen, omdat dit diepe slaap verhindert. Vanwege de wens van ouders dat baby’s ’s nachts doorslapen vertelden kinderartsen moeders hun baby’s op hun buik te laten slapen. Sindsdien heeft onderzoek echter aangetoond dat er een sterke relatie is tussen wiegendood en buikslapen.

McKenna denkt dat de vroege ontwikkeling van de fase van diepe slaap, gestimuleerd door het alleen slapen en baby’s op hun buik te leggen, niet in het biologische belang van alle kinderen hoeft te zijn, omdat het voor een kind moeilijk kan zijn om uit deze diepe slaapfase te ontwaken. Ontwaken is een basis afweermechanisme voor baby’s die nog niet kunnen omgaan met diepe slaap. “Volgens deze bevindingen”, stelt McKenna, “zijn baby’s die hevig protesteren bij afzondering in feite goed aangepast in vergelijking tot baby’s die passief berusten in hun isolatie.” McKenna zegt dat baby’s zouden moeten slapen temidden van de normale gezinsactiviteiten om wat hij noemt “zintuiglijke onthouding” te voorkomen, in plaats van apart in een rustige kamer. Hij is van mening dat ook al zijn er enorme vooruitgangen door de moderne technologie, we een even groot respect moeten hebben voor onze unieke menselijke biologie en fysiologie. Zoals zo vaak het geval is als we te ver afdwalen van wat de natuur bedoeld heeft, kan de prijs die we daarvoor moeten betalen rampzalig zijn.

Eerder verschenen in Nieuwsbrief Natuurlijk Ouderschap 5, 2001

Geen reacties (meer) mogelijk.